We staan inmiddels voor de onvermijdelijke apocalyptische logica van het Antropoceen.

Onze emissie zou moeten leiden tot missie, maar dat gebeurt maar niet of onvoldoende. De missie draait om leefbaarheid. De 'e' in 'emissie' onthult het onvrijwillige karakter van de antropogene impact, het duidt op bijwerking. Iets wat is uitgestoten als onbedoeld schadelijke bijwerking zouden we moeten aanpakken als een grandioos project van wereldformaat: ​​emissie transformeren tot missie.

Het concept Antropoceen volgt onvermijdelijk de apocalyptische logica omdat het aangeeft dat de kosmische zorgeloosheid die de basis vormde voor historische vormen van het mens-zijn-in-de-wereld tot een einde is gekomen. We zouden de achterhaalde visie op de menselijke plaats in de kosmos kunnen omschrijven als een soort decorontologie: vanuit deze visie treedt de toneelspeler mensdier op voor het decor van de natuur dat nooit iets anders kan zijn dan een stabiele achtergrond voor menselijke handelingen. Maar die achtergrond hebben we misbruikt als universele vuilstortplaats voor CO2 en ander afval, en nu worden we onwel van de stank die van het decor afmeurt. Toch gaan we maar door met het vervuilen van ons huis. De oude scheiding tussen voorgrond en achtergrond, de oude ecologie van toneel en spel, hebben hun grond verloren. De achtergrond is uit haar onopvallendheid tevoorschijn gekomen en heeft haar toegewezen positie als leverancier van vanzelfsprekende zaken verloren. De oude ecologie van toneel en spel is uit haar voegen geraakt.

Dit is wat Peter Sloterdijk en Bruno Latour in dergelijke bewoordingen benoemen.