Het lichaam kennen we van binnenuit als het milieu van onze subjectiviteit, onze binnenwereld. De kennis ervan moet een soort kennis zijn waar we niet zo veel over nadenken, ook al zou het wel eens de meest vertrouwde vorm van kennis kunnen zijn die er is. Wat het meest vanzelfsprekend is, is het moeilijkste in te zien. Het subjectieve lichamelijke milieu van ons ik-zijn, de basis van onze motivaties en affecten, is ons wel door en door vertrouwd, maar kennelijk wil dat niet zeggen dat we er ook een goed inzicht in hebben.

Hetzelfde zou wel eens kunnen opgaan voor ons milieu buiten ons, onze buitenwereld. Wat al eeuwenlang aan de wereldkant het meest vanzelfsprekend voor ons is, is het betrekkelijk stabiele Holocene milieu. Dat heeft onze paradigma’s onbewust gevormd en onze huidige cultuur mogelijk gemaakt. Dat is ons referentiekader, ook voor onze filosofie en denkbeelden. Wij zijn daarin als een vis in het water, met name wat betreft al datgene wat daaruit tot nu toe gratis en vanzelfsprekend tot ons kwam, maar wat nu schaars dreigt te worden door Antropocene ontwikkelingen. Terwijl die schaarste niet (niet volledig, niet voldoende) in ons economisch systeem zit verdisconteerd. Het milieu kan meer of minder leefbaar zijn en die leefbaarheid zijn wij aan het ondermijnen, we creëren toenemende schaarste aan leefbare omstandigheden.

Het probleem met ons economisch systeem moge duidelijk zijn: de (toekomstige) ecologische schade zit niet in de prijs noch in het BBP. Eigenlijk zou van economische groei de (toekomstige) ecologische schade moeten worden afgetrokken en dan zou weleens kunnen blijken dat wij al decennia jaar op jaar verlies lijden. Wij bedrijven geen planetair-zuinige ecologische economie en daarmee gaan we in tegen heilzame shalom-werking. Het gebod is: er moet en zal geproduceerd worden, er moet en zal geconsumeerd worden, economische krimp is slecht, groei is goed. 

Er is een onlosmakelijke holistische relatie tussen binnenwereld en buitenwereld via onze lichamelijke subjectiviteit. Komt deze laatste notie/intuïtie (groei is goed) vanuit onze lichamelijke subjectiviteit? Of komt van oorsprong de notie/intuïtie van energiezuinig/energiebesparing vanuit onze lichaamssubjectiviteit? Je zou het laatste verwachten: uitputting kennen we van binnenuit. Maar de vertaling naar de aardse werelduitputting en het passend reageren daarop is kennelijk toch een heel ander verhaal.

Misschien lukt dat gewoonweg niet omdat er natuurlijke wetmatigheden spelen in de lange opbouw naar ecologische overshoot (‘succes’-factoren, positieve feedback) en de gevolgen van die wetmatigheden kunnen, wanneer eenmaal ecologische overshoot op planetair niveau is bereikt, enkel door negatieve feedback teniet worden gedaan. Het is inmiddels niet te verwachten dat die feedback op een beheerste wijze vanuit de cultuuraspecten komen. We moeten dan immers tegen die natuurlijke ‘succes’-factoren in werken. Ik weet niet hoe paus Leo hierin staat, hij heeft op z’n minst invloed op groei dan wel afname van zijn kudde.

Op z’n minst kunnen we bij dit alles wijzen op ambivalentie, discrepantie, dilemma’s. We voelen de dreiging en de ambivalente gevoelens niet of we voelen deze vanuit onze lichaamservaring. Dreiging kunnen we ons meer of minder realistisch verbeelden.

Als we die wereldkant, waar we in ingebed zijn, onze bedding, niet in de hand hebben, dan zal dat een onheilzame weerslag hebben op wat we nu en in de toekomst ervaren.

Maar het kan ook zo zijn dat de notie van ‘groei is goed’ komt vanuit de ‘intelligentie’ van natuurlijke evolutionaire principes zelf, inclusief positieve en negatieve feedback. Dan heeft de mens er ook niet veel macht over. De mens is nu het vehikel via welke die natuurlijke wetmatigheden verlopen. Met als implicatie: het overkomt ons min of meer. Maar we voelen wel aan dat dit toch ook niet de plank helemaal raak slaat. We zitten er maar mooi mee: dilemma's, ambivalenties, tegenstrijdigheden, spagaten volop.

Het lijkt me echter wel - en dat moet haast wel, gezien de holistische twee-eenheid van binnen- en buitenwereld -, dat er een relatie te leggen is tussen lichamelijke ervaringsintuïtie en evolutionaire wetmatigheden.  Daarin zou dan de procesfilosofie (die tegenover dualistische filosofie staat) van betekenis kunnen zijn. Het gaat om natuurlijke wetmatigheden van streven, werking, wording, verandering, overgankelijkheid, ofwel de basale werkelijkheid. Soorten moeten in dat proces niet alleen opkomen, groeien en blinken, maar ook weer verzinken. Uitsterven of decimeren.

 De vraag is of dat laatste nu aan de orde is en daar lijkt het volgens mij wel op. De kern daarin is het idee van uiterst hardnekkige planetaire overshoot die maar niet door de mens op beheerste wijze wordt opgelost. En dus zal de natuur dat zelf moeten doen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb