De mens is de oorzaak van klimaat- en ecoverandering, planetaire overshoot en daarmee het ontstaan van het Antropoceen. Maar wat zeggen we daarmee precies?

De geologische benadering van het Antropoceen blijft aan de klinische kant en krijgt niet de volle werkelijkheid van het Antropoceen te pakken in zijn betekenis. De betekenis heeft betrekking op de gevolgen in de zin van (on)heil. De gevolgen zijn dramatisch en moeten waar nodig worden bestreden. Maar een effectieve bestrijding blijkt vol te zitten met weerbarstigheden. Die weerbarstigheden, en de hardgebakkenheid van de trends moeten afdoende verklaard kunnen worden en dan hebben we het over oorzakelijkheid. Hoe die oorzakelijkheid wordt gezien is vast ook afhankelijk van mens- en wereldbeeld, die wellicht voorafgaat aan rationeel-analytische theorieën, abstracties en onderzoek. Misschien dat dit betekent dat er geen eenduidige universele Antropoceentheorie in het verschiet ligt, maar dat er een spectrum van theorieën zou kunnen zijn. Welke theorie verklaart dan de gang van zaken het beste?

De procesfilosofie (waaronder ook taoïsme) benadert de realiteit als actuele schepping uit mogelijkheden. Er is een ‘potentieveld’, een primordialiteit, waar Creativity (term van Whitehead) of Tao gebruik van maakt en de eerdere actuele realisaties bepalen conti-nu de mogelijkheden voor de volgende actuele manifestatie van de reeks van gebeurens.

Het is niet onwaarschijnlijk dat de hele Holocene periode de mogelijkheid ofwel potentie bood voor de gang naar planetaire overshoot. Maar zo’n gunstig tijdperk is op zichzelf geen oorzaak en niet verklarend genoeg. Groeiwetmatigheden zijn evolutionair, temporeel van aard, primordiaal voor actuele realisatie.

Er zijn een vijftal eerdere massa-extincties geweest, en deze keer, de aanloop naar de zesde, verliep op een specifieke manier. De eerdere evolutionaire natuurlijke ontwikkeling die via de diersoort mens liep maakte de erop volgende mogelijk: voorpoten werden handen, handen gingen door hun handigheid wellicht een verbond aan met hersenen, die twee samen gingen een verbond aan met technologie, die technologie ofwel kunstmatigheid was vanwege de constitutieve thuisloosheid van dit naakte onbehuisde zelfbewust geworden dier noodzakelijk voor overleven van individu en soort waarlangs deze evolutionaire vorm verliep (kunstmatig van nature). De technologie werd uiteindelijk een complete planetaire technosfeer (nieuwigheid in de evolutie) die steeds meer kracht en invloed kreeg op de overige geosferen, door extractie en dissipatie van exogene hulpmiddelen en energiebronnen.

De evolutionaire en primordiale bronoorzakelijkheid moet in beeld komen om twee redenen:

  1. in te zien dat de rest van de oorzaken mede-proxy-oorzaken zijn: de ontdekking van vuur, van metalen, van fossiele brandstoffen, de overgang naar landbouw, de daarmee gepaard gaande verstedelijking en culturele ontwikkelingen die steeds uiteindelijk steeds complexer raakten.
  2. Om de weerbarstigheid afdoende te kunnen duiden.

Ad a. Het Holoceen was zo’n mede-proxy-oorzaak en ook de wetenschappelijke ontdekkingen, het stoomtijdperk, de industrialisatie, de geneeskundige mogelijkheden, de toenemende hygiëne, de wederopbouw, kapitalisme, neo-liberalisme, de Great Acceleration, het steeds weer kunnen uitstellen of overleven van afdoende negatieve feedback, de daarmee logischerwijs gepaard gaande bevolkingsexplosie met zijn natuurlijke exponentiële fase. Allemaal proxy-deelnemers in een lange evolutie.

Ad b. Zogezien duidt dit op een bepaald noodwendig evolutionair verloop tot aan zijn uiterste grens: planetaire overshoot. En het lijkt mij niet onlogisch dat we niet zonder meer, of misschien wel in het geheel niet, kunnen verwachten dat eerdere evolutionaire succesfactoren door het dier waarlangs deze evolutie is verlopen, beheerst kunnen worden omgekeerd want dan moeten ze tegen hun eigen oorspronkelijke succeswerking ingaan.

We zijn door en door afhankelijk van de huidige stand van de technosfeer. De hardgebakkenheid daarvan moet aan het licht komen om de al decennialang gaande trends, sinds we hun verontrustende en onheilzame impact kennen, te kunnen verklaren. En het lijkt me niet onlogisch dat vanwege de planetaire overshoot de evolutie nu gestuurd wordt door de mens te boven gaande krachten.

Je zou kunnen zeggen: de aanloop naar de huidige planetaire overshoot werd deze keer aangestuurd door de evolutionaire vorm of organisme genaamd ‘mens’. En dan met name door de technosfeer die een eigen leven ging leiden en waar we nu niet zomaar vanaf kunnen. Dat was in zekere zin een vorm van macht (vermogen) hoewel het tegelijk de mensheid gewoon is overkomen. De mens heeft natuurlijk helemaal niet aangestuurd op planetaire overshoot, het is collateral damage. En de mens stuurt nu het Antropoceen niet aan, er zijn overmachten ontstaan die de macht van de mens te boven gaan. Dit laatste geeft ons ook een nieuw perspectief op maakbaarheid en vooruitgang.

Heel natuurlijk dit proces en het huidige resultaat, en weliswaar in de mensengeschiedenis uniek, maar zeker niet in de planetaire geschiedenis. De mens is een levensvorm waarlangs een bepaalde ontwikkeling een tijdlang is verlopen, met alles erop en eraan, ruimtelijk en temporeel. Dit ‘alles erop en eraan’ betekent ook dat evolutionaire processen niet gelijktijdig over de gehele planeet hoeven te verlopen.

Ja, het is nu de mens die de oorzaak is, maar wat zegt dat eigenlijk precies wel en niet? Waarom zou die mensengeschiedenis niet gewoon een natuurlijke geschiedenis zijn, zodat de oorzaak van de huidige massa-extinctie in essentie niet verschilt van die van eerdere?

De relatie tussen de weerbarstigheid van de dilemma’s, tegenstrijdigheid, spagaten, onmacht en daartegenover verantwoordelijkheid: hoe moeten we dat enorme spanningsveld zien?