de samenhang tussen het juridische, het politieke en het ethische aspect.

Gepubliceerd op 10 augustus 2025 om 11:30

Reden tot vreugde wanneer een rechtsinstantie een voor klimaatbeleid positieve uitspraak heeft gedaan moet zich in de praktijk nog maar bewijzen. Want die uitspraak moet zich vanuit het juridische aspect toch weer vertalen naar het politieke aspect, met al zijn weerbarstigheden en ambivalenties. We kunnen constateren dat rechtsstaten en democratieën wereldwijd onder toenemende druk komen te staan, mede door klimaatverandering en ecologische overshoot.

Dooyeweerd toont aan dat het juridisch aspect als zodanig fundamenteel behoort tot de menselijke zijnsaspecten, d.w.z. niet verder te reduceren. Het juridisch systeem kan beter of slechter functioneren. Het heeft een heils- of shalomfunctie. De niet verder te reduceren modale aspecten - D komt tot 15 -, hebben een onlosmakelijke onderlinge samenhang. Ze beïnvloeden elkaar in wisselwerking wat betreft hun beter of slechter functioneren. Dit is interessant in het licht van toenemende onderlinge overall-verstrengeling van natuur- en cultuuraspecten.

“In de modale structuur van het rechtsaspect vinden we de bovenwillekeurige aanknopingspunten voor de modale rechtsbeginselen. … Het juridisch aspect heeft echter een normatieve structuur en is voor actualisering en ontsluiting aangewezen op menselijke positiveringsarbeid.” Er is dus sprake van afhankelijkheid van het functioneren van de rechtsstaat en de structuren van de samenlevingsverhoudingen. “Zij hebben geen eeuwigheidswaarde in de zin van natuurrechtelijke principes, maar dienen zich slechts aan wanneer de menselijke samenlevingen waarin zij gegrond zijn tot ontwikkeling komen.” Dit wijst op de onlosmakelijke samenhang van het juridisch en het politiek functioneren.

“Hun verwerkelijking in het geldend recht is nimmer een automatische en vanzelfsprekende zaak, maar altijd een kwestie van hoog rechtsbesef en rechtsgeloof. (Van Eikema Hommes, 1975).” Dit wijst op een onlosmakelijke samenhang tussen het juridisch, het ethisch en het politiek functioneren, als zijnde cultuuraspecten. Dit kunnen we weer relateren aan de toenemende verstrengeling van natuur- en cultuuraspecten. Er is wat dat betreft sprake van een overall-richting met een wereldvulkanische kracht die meer en meer de mogelijkheden bepaalt.

“Maar wat nu, zo kan men vragen, als de rechtsvormers (de rechtsstaat, de wetgevende macht) de rechtsbeginselen met de voeten treden? Daarop luidt het antwoord van Dooyeweerd, dat in zo'n geval geen geldend recht gevormd wordt, “maar chaos op een voor ieder kenbare en de rechtsvormer zelf overtuigende wijze” (Dooyeweerd, 1930).” Dit is wat we zien gebeuren in althans een deel van de wereld, het is een trend die ook samenhangt met zichtbaar toenemend populisme, opportunisme en rechts-radicale bewegingen. Dit alles heeft betrekking op tribalisering, instincten, sentimenten, gevoelens van bedreiging van identiteit en levenswijze in een zichtbaar en voelbaar toenemend gevaarlijker wordende wereld. (Google-AI vermeldt: “Tribalisering en klimaatverandering zijn twee onderling verbonden fenomenen die steeds meer aandacht krijgen. Klimaatverandering leidt tot conflicten en migratie, wat op zijn beurt kan leiden tot sociale polarisatie en tribalisering.”

“Van Eikema Hommes is over deze kwestie iets preciezer: Miskenning van regulatieve rechtsbeginselen door rechtsvormers, zonder schending van constitutieve rechtsbeginselen, leidt tot onrechtvaardig, onbillijk, 'unrichtig' recht, dat wèl zijn rechtskracht behoudt. Grove schending van constitutieve rechtsbeginselen leidt echter tot non-recht, dat niet meer op de naam recht aanspraak kan maken” (Van Eikema Hommes, 1975).”

“Opmerkelijk in de benadering van Dooyeweerd en Van Eikema Hommes is, dat deze een synthese tot stand brengt tussen het eeuwenoud dilemma van natuurrechtsleer en rechtspositivisme. De aanhangers van de natuurrechtsleer kennen aan de rechtsbeginselen een eeuwigheidswaarde toe en hebben geen oog voor de historische ontwikkeling van het recht, terwijl de aanhangers van het rechtspositivisme geen belangstelling hebben voor het bovenwillekeurig karakter van de rechtsbeginselen. Beide benaderingen zijn in hun eenzijdigheid onjuist.”

“de staat is geen machtsinstituut zonder meer. Immers, met een woord van Augustinus, 'als de gerechtigheid verdwijnt, wat zijn staten anders dan roversbenden in het groot?' De staat
komt pas tot haar bestemming in het juridisch aspect: de staat is wezenlijk, dat wil zeggen naar zijn intern structuurtype, een rechtsstaat (Van Eikema Hommes, 1982c).”

“Natuurrecht is een moeilijk af te perken term. Maar de grote hoeveelheid van opvattingen die men doorgaans onder deze noemer brengt, heeft toch wel één kenmerk gemeen: dat naast of boven een naar tijd en plaats verschillend positief recht een hoger en beter recht wordt aangenomen. Het natuurrecht is een per sé geldend recht dat onafhankelijk van de positiefrechtelijke vormgeving gekend kan worden en gelding heeft.”

We kunnen hier uit afleiden dat de invulling van het juridische aspect enorm afhankelijk is van het beschavingsniveau van een samenleving, zeer kwetsbaar kan zijn en nu onder toenemende druk komt te staan door de stelligheid van ongunstige Antropocene veranderingen. Een rechter kan gunstige uitspraken doen, daarna pas moet blijken of en hoe dezen zich vertalen naar de praktijk, in instabiele tijden van verschuivende machtsverhoudingen.

Citaten uit: https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:Radix,19831001:newsml_fb12974433091a89331c530670b73dfe

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.