Er ontvouwt zich nu een nieuw tijdperk, het Antropoceen. We kunnen wat betreft de kenmerken van veranderende tijdperken de metafoor van de rivier toepassen. De rivier bestaat uit een bedding en het stromen.
Het Holoceen toonde zich door het stromen binnen een bedding die wat klimaatomstandigheden betreft redelijk op zijn plaats bleef. In het Antropoceen verandert de verandering van het stromen de bedding, door toenemende overschrijding van de planetaire grenzen. We schieten (onszelf) uit de Holocene marges van leefbaarheid en komen in andere marges terecht.
Whitehead omschrijft natuur als 'de aard der dingen'. Het ligt in de 'aard der dingen' dat de marges voor nieuwe realisaties (Creativity, het stromen) worden bepaald door de bedding, ofwel de gerealiseerde configuratie. De bedding verandert, het stromen wordt gedwongen mee te veranderen, de kracht van de stroming heeft weer invloed op de positie van de bedding, enzovoorts. We hebben nu te maken met natuur-cultuurverstrengelde krachten die ongekend zijn in de mensengeschiedenis wat betreft schaalgrootte, complexiteit en onomkeerbaarheid. En op geologische tijdschalen gezien gaat dat supersnel in vergelijking met eerdere drastische tijdperkveranderingen.
Die nieuwe marges zullen vast ook wel weer nieuwe leefbaarheid mogelijk maken. Voor soorten die daarbinnen kunnen gedijen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb