Metafysica

Gepubliceerd op 11 november 2025 om 20:09

De verleden en de actuele Antropocene veranderingen - inclusief de toenemende natuur-cultuurverstrengeling, inclusief de structurele planetaire toenemende overshoot, die beide als typerende onderscheidende kenmerken t.o.v. Holocene veranderingen kunnen worden gezien - gaan momenteel in voor het leven ongunstige richting en zijn daarmee bepalend dus beperkend voor toekomstige herstelmogelijkheden vanuit de cultuursferen.

Whitehead zegt dat Gods oorspronkelijke natuur de permanente basis is van waarde en bepaaldheid en een opslagplaats voor universalia, of "geïnteresseerde mogelijkheden". (het ‘rijk der mogelijkheden’). Gods consequente natuur daarentegen neemt op elk moment gegevens uit de wereld op en verandert mee met de wereld. Dit levert nieuwe ervaringsfeiten op. (het kan overigens net zo goed in niet-theïstische bewoordingen worden uitgedrukt, maar ik volg hier evende procesmetafysicus Alfred North (1861-1947) Whitehead in zijn bewoordingen)

W beweert dat het proces van het aanpassen van onze metafysica aan de eisen van de ervaring een taak is zonder einde, aangezien de ervaring de filosoof voortdurend nieuwe feiten verschaft.

 W leefde niet in de tijd van de nieuwe feiten van het Antropoceen, maar deze bewering past daar precies in. In de metafoor van ‘rivier-bedding-stroom’ is de rivier het oneindige, eeuwige ‘rijk der mogelijkheden’, waaruit conti-nu realiteit wordt geschapen. Niet alleen de stroom verandert, de bedding verandert ook, door het stromen. Het stromen is vervolgens gebonden aan die nieuwe bedding. De nieuwe feiten zijn ervaringsrealiteiten, door het denken te interpreteren op zijn merites, en leveren nieuwe perspectieven op, zoals bijvoorbeeld een Antropoceenconcept.

Gebeurtenissen uit het verleden worden onophoudelijk gesynthetiseerd tot een nieuwe en unieke gebeurtenis, die data vormt voor toekomstige gebeurtenissen. De gebeurtenissen uit het verleden dragen onophoudelijk bij aan het intrinsieke karakter van het heden. Het primaire voertuig voor interne ‘mentale’ verbondenheid is W’s begrip van prehensie. Prehensie is de ervaringsgerichte activiteit van een actuele gebeurtenis waardoor kenmerken van de ene gebeurtenis aanwezig worden in een andere. Het verleden is blijvend in zijn doorwerking. Door middel van prehensie wordt een gebeurtenis uit het verleden constitutief aanwezig in de hedendaagse gebeurtenis en draagt ​​bij aan het intrinsieke karakter ervan. Alle actualiteiten prehensiëren. Dit is geen vrijwillige of noodzakelijkerwijs bewuste activiteit.

Dit is de betekenis van W’s uitspraak: "De vele worden één, en worden met één vermeerderd" (Whitehead, Process and Reality , 20). Deze focus op de oscillatie tussen één en vele vormt de basis van de procesmetafysica. Het gaat primair om de temporaliteit van verleden-heden-toekomst, van was-is-wordt. De structuur van dit proces wordt in boven-wetenschappelijke termen geduid. Energie en materie zijn verbonden als energiematerie of materie-energie, de voorrang ligt echter bij energie, bij het stromen in plaats van bij substanties, als wordings- dus veranderingsfactor.

Hartshorne stelt dat Whitehead het onderscheid tussen wat bepaalbaar is en wat bepaald is, heeft verduisterd of over het hoofd gezien. Het eerste bestaat uit ongeactualiseerde mogelijkheid die op geen enkele manier vooraf vaststaat. Hartshorne vraagt ​​ons de mogelijkheden te overwegen die een schilder heeft om een ​​schilderij te maken. De mogelijke uitkomsten zijn ongetwijfeld gedeeltelijk definitief. Er bestaan ​​slechts een beperkt aantal pigmenten en het waarnemingsbereik van het menselijk zicht is vast, maar de precieze uitkomst van deze scheppingsdaad is niet pre-existent als een eeuwig object. Zelfs God, beweert Hartshorne, kan de producten van menselijke creativiteit niet voorzien. Vóór de voltooiing is het voltooide schilderij bepaalbaar, maar niet bepaald. Het wordingsproces is voor Hartshorne meer dan de tijdelijk geordende actualisering van antecedent (of eeuwig) aanwezige vormen – een "enorme som van bepaalde dingen" – maar veeleer de wezenlijk creatieve opkomst van werkelijk nieuwe vormen en patronen met een oneindig bereik.

Gezien het vrijwel onbeperkte aantal beschikbare "vormen van bepaaldheid" (dat wil zeggen, eeuwige objecten), zou de "creatieve vooruitgang" van de gelegenheden in het universum niet mogelijk zijn als er geen "principe van concretie of beperking" aan de actualiteit was opgelegd. Dit principe moet bepalen welke vormen beschikbaar zijn voor instantiatie in elk object en tegenstellingen en gradaties tussen die waarden introduceren. Het metafysische systeem vereist een reden dat feitelijke gelegenheden slechts een zeer specifieke selectie van de beschikbare eeuwige objecten aannemen. Zo wordt God, in zijn consequente natuur, in het systeem geïntroduceerd als het principe van beperking, dat feitelijke gelegenheden vereisen. Consequent duidt op consequenties.

Het Antropoceen en Antropoceenconcept is inclusief datgene waar Latour op wijst: de toenemende verstrengeling van natuur-cultuursferen in zowel ervaring als ook conceptueel voor speculatieve metafysica. (speculatief duidt op: intuïtief verbeeldende, het voorstellingsvermogen gebruikende, het ratioweten en de wetenschap te bovengaande). Die toenemende verstrengeling is nu een vicieuze cirkel in de richting van onheil, met de beperking van mogelijkheden voor goed leven voor de huidige organismen, met de beperking van herstelmogelijkheden voor veel langere tijd dan in het Holoceen (om de conceptuele speculatieve onderscheiding met de Holocene bedding nog maar eens te benoemen).

Toenemende verstrengeling betekent dat ze elkaar meer en meer in een houdgreep beginnen te houden, met wurgings- en verstikkingsverschijnselen voor de cultuursferen en de biotische sferen als gevolg.

 We kunnen mogelijk, mede geïnspireerd door Whitehead, een onderscheid maken tussen realistisch-idealistisch en naïef-idealistisch gedachtengoed.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.