Zelforganisatie moet haar creatieve werking doen met de gerealiseerde constellatie die de toekomstige mogelijkheden bepaald.

Whitehead's geloof in een continuüm van mentale eigenschappen sluit naadloos aan bij de evolutietheorie. In het primordiale proces van Zelforganisatie, Werking, Wording, Overgankelijkheid (in de taal van Whitehead: God) worden de fysieke en mentale polen respectievelijk de consequente natuur en de oorspronkelijke natuur genoemd . De twee 'naturen' zijn onderscheidende maar onafscheidelijke aspecten van de Goddelijkheid. Geen van beide kan los van de ander bestaan ​​en elk vereist de ander. Daardoor is Zelforganisatie gebonden aan de feitelijke loop der gebeurtenissen. De consequente natuur is de registratie van alle bereikte feiten. Het is de manifestatie van wat geworden is. We zouden het in de  taoïstisch-metafysische metafoor van de rivier de bedding kunnen noemen voor de mogelijkheden van het stromen.

We kunnen dan drie elementen onderscheiden: de rivier, de bedding, het stromen ofwel de flux. De flux is niet bestendig, de bedding is bestendiger dan de flux, de rivier is bestendiger dan de bedding. Al verandert de bedding door het stromen, het is nog steeds de rivier.