Lange en korte geschiedenis
- Verschillende tijdschalen
1.1 Tijdcycli
Conceptualisering van de tijd als terugkerende cycli van opkomst, blinken en verzinken van entiteiten en gebeurtenissen levert veelgelaagde perspectieven op, variërend van microtijd tot macrotijd. Cycli kunnen microseconden duren, zoals in de atoomwereld, en ze kunnen miljarden jaren bestrijken, zoals de geschiedenis van het huidige heelal. Gebeurtenissen zijn per definitie temporeel als werking, wording, zelforganisatie, overgankelijkheid.
We kennen de individueel-biotische cyclus die loopt van conceptie tot sterven; de economische conjuncturele en structurele cycli; de cycli van opkomst, bloei en verval van beschavingen; van ontstaan en uitsterven van soorten; van ontstaan en vergaan van sterren en planeten en, hoewel vaak arbitrair, de cycli van begin en einde van tijdperken.
Die laatste cyclus heeft nu, vanuit het existentiële aspect bekeken, veel meer betekenis dan enkel geologische kenmerken: ze bieden meer of minder gunstige omstandigheden. Het Holoceen was zo’n voor de explosie van de mensensoort gunstig tijdperk, met in de laatste eeuwen een exponentiële groei, met uiteindelijk planetaire overshoot tot gevolg.
De wetmatigheden van ecologische overshoot kenmerken zich door dezelfde cycli van begin en einde, van een ontwikkeling van opkomst en ondergang via positieve en negatieve feedback. Zo konden de wetmatigheden van ecologische overshoot deze keer verlopen via een bepaalde diersoort. Overshootwetmatigheden in combinatie met de klimaatomstandigheden van het Holoceen hebben zo bekeken geleid tot de penibele situatie waarin we nu verkeren en die de betekenis van het Antropoceen bepaalt.
1.2 Tijdschalen
De mensheid heeft in elk stadium van haar ontwikkeling de natuur en dus ook haar eigen evolutie gewijzigd en de lijnen uitgezet voor biologische en sociale veranderingen. Van eenvoudige landbouw over de ontginning en verbranding van fossiele brandstoffen: onze interactie met de natuur is van lokaal naar mondiaal gegaan.
We kunnen een deel van die ontwikkeling overzien. Ons referentiekader, ons perspectief op grote veranderingen, wordt naast onze levensduur waarin we een stukje geschiedenis daadwerkelijk meemaken, ook bepaald door onze schriftelijke nalatenschap, door wat de wetenschap aan historische ontwikkeling heeft weten te achterhalen, en door onze cultureel bepaalde denkbeelden.
Nu zitten we midden in een grote tijdperkverandering die we moeten zien te duiden. De geologen zijn hierover binnen hun vakgebied aan het discussiëren, maar het is veel breder dan dat. Een nieuw tijdperk voorstellen is meer dan alleen het toevoegen van een datum en naam aan de geologische tijdschaal die 4,5 miljard jaar beslaat vanaf de vorming van het zonnestelsel tot nu. Het is daarnaast ook een instrument – een veelgebruikte meetmethode – dat wetenschappers gebruiken om te begrijpen hoe veranderingen op onze planeet, vanaf haar ontstaan tot nu, hebben plaatsgevonden.
De eonen, era’s en tijdvakken die er deel van uitmaken worden gekenmerkt door snelle verschuivingen op de hele planeet. Acceptatie van het Antropoceen als nieuw tijdperk heeft betrekking op de vraag of de impact die de mensheid heeft gemaakt abrupt is, wereldwijd waarneembaar en ontegenzeggelijk verschilt van het vorige tijdperk, het Holoceen (en daarvoor het Pleistoceen). Maar zelfs dan hebben we de impact nog niet geheel te pakken. Want het belangrijkste zou weleens kunnen zijn hoe de impact van de mens op deze verandering vervolgens op de mensheid terugslaat.
In tegenstelling tot eerdere veranderingen in de geologische tijdschaal gaat het nu om de materiële en de immateriële, culturele, psychologische, sociale, politieke, economische, juridische, ethische en sociale implicaties. Het gaat om heil dan wel onheil, om existentiële betekenis in de diepste en breedste zin.
- Big – en Deep History
In de historische wetenschappen zijn in verband met het Antropoceen twee concepten naar voren gekomen: 'Big History' en 'Deep History'. Beide richten zich op het herstel en de uitbreiding van het grote verhaal, zij het met verschillende accenten: 'Big History' op het kosmologische en vervolgens op het geologische; 'Deep History' op het antropologische en de samenhang tussen de genetische en historische kant van de mensengeschiedenis.
Big History:
-
- Bestudeert het verleden op een kosmische tijdschaal, van de oerknal tot nu.
-
- Integreert disciplines zoals kosmologie, geologie, biologie, archeologie en geschiedkunde.
-
- Veronderstelt dat de menselijke geschiedenis een relatief recent en klein deel is van een veel grotere geschiedenis.
- Deep History:
-
- Focust op het verre verleden van de mensheid.
-
- Gebruikt methoden uit de genetica, archeologie en antropologie om onze vroege voorouders te bestuderen.
-
- Gaat dieper in op de menselijke evolutie en de oorsprong van onze soort.”
2.1. Big History
Big History verzet zich tegen specialisatie en zoekt naar universele patronen, trends, structuren en wetmatigheden. Het bestudeert lange tijdsperioden met behulp van een multidisciplinaire benadering die is gebaseerd op het combineren van verschillende disciplines uit de natuur- en de geesteswetenschappen. Het onderzoekt het menselijk bestaan in de context van dit grotere geheel. Het integreert studies van de kosmos, de aarde, het leven en de mensheid.
Big History onderzoekt het verleden met behulp van talrijke tijdschalen , van de oerknal tot de moderniteit. Het kan dus behulpzaam zijn bij het denken over het Antropoceen. Het plaatst de menselijke geschiedenis in de bredere context van de geschiedenis van het universum.
Er is wat voor te zeggen om naar de huidige ontwikkelingen te kijken in het kader van Big History. En dit perspectief te verbinden aan de metafysische procesfilosofie om ordenende wetmatigheden op te sporen die overshootprincipes en Antropocene ontwikkelen (mede) kunnen duiden.
2.2. Deep History
Nu de mens in staat blijkt om geologische, bio-, atmo-, hydro-, en cryosferische processen drastisch te beïnvloeden op planetair niveau, noodzaakt dit historici, antropologen, filosofen, ethici, enzovoorts om hun beeld van de mens te herdenken. De eeuwenoude humanistische opdeling tussen natuurlijke geschiedenis en menselijke geschiedenis valt uiteen.
De weliswaar in abstracto te onderscheiden maar in concreto niet te scheiden samenhang van antropogene expansie, verkwisting en vervuiling op industriële schaal, klimaatverandering, verstedelijking, bodemerosie, het uitsterven van soorten, en ons psycho-sociaal zelfbeeld als individu en als soort tonen meer en meer aan dat een nieuwe benadering van mens en wereld vereist is. Een benadering die wordt geleid door het besef van materiële onderlinge verbanden, processen en afhankelijkheden. Politiek en rationaliteit zijn zijnsaspecten. Welke rol kunnen de politiek en de rede nog spelen? Op z’n minst kunnen we constateren dat die rol en invloed verandert.
Het besef dat de mens in het Antropoceen een natuurkracht is geworden, de overheersende kracht zelfs, betekent het einde van de opvatting van natuur als niets meer dan het stille toneel waarop het drama van menselijke zaken zich afspeelt. Dit dualisme tussen natuur en cultuur staat vooraan in de rij om bevraagd te worden, maar is deel van een hele reeks te bevragen denkbeelden over autonomie, vrijheid, reflexiviteit, geschiedenis, maatschappij, politiek, et cetera.
Wanneer filosofen spraken over vrijheid, hielden ze zich meestal bezig met de vraag hoe mensen konden ontsnappen aan onrechtvaardigheid, onderdrukking, ongelijkheid of zelfs uniformiteit opgelegd door andere mensen of menselijke systemen. Vrijheid, onafhankelijkheid, autonomie, emancipatie werd op die manier gezien als gerelateerd binnen de cultuuraspecten. Nu staat die vrijheid fundamenteel onder druk van de overweldigende op de voorgrond getreden natuuraspecten.
We ontkomen er niet aan om te moeten kijken naar een ‘Deep History’ van de mens, ingebed in de ‘Big History’ van de evolutie. Dat vereist een historisch zelfbegrip als soort. Maar is dat wel mogelijk? Wij ervaren onszelf en de wereld, maar kunnen we onszelf wel ervaren als soort in zijn volledige evolutionaire ontwikkeling 'over de tijden heen'?
Allicht kunnen we proberen om de specifieke kenmerken die gerelateerd zijn aan de lange evolutionaire ontwikkeling naar ecologische planetaire overshoot van deze soort, beter in beeld te krijgen.
- Evolutie
De actuele ontwikkelingen, dus ook de huidige Antropocene ontwikkelingen, tonen zich zoals een ijsberg zich toont: voor 10% zichtbaar, voor 90% ‘onzichtbaar’. Die ‘onzichtbaarheid’, die onderstromen, kunnen we benoemen als de temporele bepalende wetmatigheden voor evolutionaire ontwikkelingen.
Hoewel er ook onverwachte spontaniteit optreed, is de evolutie, die creatief is op basis van het gaande, gebonden aan bepalende wetmatigheden. Actuele schepping, het zich actueel realiserende vanuit het ‘rijk der mogelijkheden’, moet zijn actualisatie-activiteit doen met het reeds gerealiseerde. En wat zich zo actueel realiseert bepaalt mede de toekomstige range van mogelijkheden, en daarmee de range van toekomstige actualisatie.
Daarom is het zich nu realiserende op het gebied van klima-eco-verandering ook zo verontrustend en onheilspellend. Onheilvoorspellend zelfs: we kunnen inmiddels niet meer denken ‘het kan nog alle kanten op’. Onheil is altijd ook een kwestie van subjectivistisch perspectief, maar als het subject zelf existentieel op het spel staat, dan kan ie zich daar niet objectivistisch boven plaatsen. Hij kan het onheil dan ook niet statistisch in kansberekeningen benaderen. Hij kan er veel en hij kan er dus veel niet over zeggen. Hij kan een hardnekkige trend zien (en die zien we toch allemaal wel?) en daar voorlopige en betrekkelijke conclusies uit trekken.
De helikopterblik richting mogelijke toekomst is subjectief-betrekkelijk-gerelativeerd. Toch moeten we wel trachten met een helikopterblik over onze holocene perspectieven heen te kijken. De holocene garanties zijn immers nu snel en drastisch aan het vervallen.
- Historische ontwikkeling van Gods- mens- en wereldbeelden
In samenhang met onze materiële verkwistende geschiedenis (die ons in planetaire overshoot heeft gebracht) hebben onze denkbeelden, paradigma’s, mens- en wereldbeelden zich historisch ontwikkeld. Dooyeweerd noemt dit grondmotieven.
Dezen zijn de laatste paar duizend jaar ontstaan vanuit Grieks-Christelijke beïnvloeding en ze zijn bepalend, ook voor hoe we met het milieu (denken te mogen) omgaan.
Het Natuur-Genade (of Natuur-Bovennatuur) grondmotief vormde en bepaalde diepgaand de Thomistische theologie van de Rooms-Katholieke Kerk. Atheïsten en Humanisten sluiten zich aan bij de Natuurpool en religieuze mensen bij de Genadepool. Omdat het een antithetisch dualisme is, kan geen van beide kanten vrede sluiten met de ander terwijl ze het grondmotief veronderstellen.
Dit opende de weg naar het humanistische idee, onder het Natuur-Vrijheid grondmotief dat erop volgde, dat de mensheid met de Natuur kon doen wat ze wilde. Vandaag de dag heeft dit geleid tot de vernietiging van de planeet .
De Europese Verlichting voerde deze vlucht uit religie verder door, toen werd ontdekt hoe goede kwaliteitskennis (of wat daarop leek) uit de rede kon komen zonder openbaring. Het idee van evolutie van soorten maakte het niet langer nodig om de hand van God te zien in de diversiteit van de natuur. Atheïsme begon respectabel te worden, het geloof in geen-God, en zijn verwant, Humanisme, het geloof in de suprematie van de mensheid. Hoewel deze ontwikkelingen gezien kunnen worden als onder invloed van het Natuur-Vrijheid grondmotief, was wat hen diep van binnen motiveerde antipathie jegens religie, die werd gevoed door het Natuur-Genade grondmotief.
Deze ontwikkeling roept de vraag op: die grondmotieven zijn niet uit de lucht komen vallen. Ze hebben kunnen ontstaan in een al langer gaande Holocene geschiedenis van meer dan 10.000 jaren.
Wanneer bepaalde historisch gegroeide grondmotieven inderdaad tot vernietiging hebben geleid, hoe moeten we ons er dan toe verhouden wat betreft hun Betekenis? Waren deze grondmotieven dan altijd al (per definitie) negatief, omdat ze, zoals nu blijkt, richting onheil gingen? Of hebben ze (in eerste instantie) juist tot heil, want ontwikkeling en vooruitgang kunnen leiden? Als dat laatste zo gezien kan worden, dan drukt ons dat met de neus op ambivalentie, onze menselijke ambivalentie. Heil resulteerde in onheil. Hadden we dit kunnen voorzien? Dit lijkt me een niet moeilijk te beantwoorden vraag die echter wel degelijk zeer ernstig de oplossingen bemoeilijkt. Met (het historisch gegroeide idee van) vooruitgang nu in een tegengestelde richting?
- Lagen van de geschiedenis
Onze respons op de klimaatcrisis is tot nu toe ontoereikend, in een actuele ontwikkeling van verschuivende machts- en krachtsverhoudingen die niet helpend is. De actuele politieke mogelijkheden veranderen t.o.v. de Holocene politieke mogelijkheden in de geschiedenis. Onze politieke respons moet nu in internationale geopolitieke samenwerking gebeuren op planetair niveau, zoals nog nooit eerder vertoond is. De gaande trends zijn tegengesteld aan deze voorwaardelijkheid.
Het gaat om onze politieke respons, voornamelijk in internationaal verband. Dat is uiteindelijk het niveau dat beslissend kan zijn. We kunnen de politieke geschiedenis zien via meerdere lagen, zoals de Belgische historicus Jonathan Holslag dat noemt in zijn boek ‘Vrede en Oorlog – een wereldgeschiedenis’ (van de laatste 3000 jaren, ofwel het Laat-Holoceen):
1e laag: de geschiedenis van de verdeling van macht over de aardbol.
2e laag: de geschiedenis van de politieke organisatie.
3e laag: de geschiedenis van de interactie tussen politieke entiteiten.
4e laag: het denken over de verandering van de aard van de wereldpolitiek.
5e laag: de geschiedenis van de relatie tussen de mens en de planeet.
Holslag heeft het weliswaar ook over klimaatveranderingen, maar dat waren regionale en omkeerbare, in een totaal andere wereld waarin opgang na neergang steeds weer mogelijk was, op schalen van eeuwen bekeken. Er waren nog ruimtelijke en temporele uitwijk- en vooruitschuifmogelijkheden.
Het algemeen geaccepteerde Antropoceenidee is dat we sinds kort in toenemende planetaire overshoot verkeren. Wanneer we nu (de gevolgen van) dat idee zo goed mogelijk helder proberen te krijgen ter onderscheiding van historische pré-Antropocene omstandigheden, dan geeft ons dat een perspectief met een scherpe breuk qua politieke voortmoddermogelijkheden, tussen de Laat-Holocene en de actuele Antropocene geschiedenis.
We leven weliswaar met 1 been nog in de Holocene orde, maar dat been is aan het afsterven en met het andere been zitten we al volop in het Antropoceen, al dan niet beseft.
We kunnen de actuele gaande geschiedenis via dezelfde lagen als die van Holslag bekijken vanuit het perspectief van het Antropoceenidee, waarbij het niet anders kan dan dat de toenemende planetaire overshoot enorme doorwerking heeft en zal hebben op onze politieke (on)mogelijkheden.
1e laag: de geschiedenis van de actuele, Antropocene verdeling van macht over de aardbol.
2e laag: de geschiedenis van de actuele, Antropocene politieke organisatie.
3e laag: de geschiedenis van de actuele, Antropocene interactie tussen politieke entiteiten.
4e laag: het denken over de actuele, Antropocene verandering van de aard van de wereldpolitiek.
5e laag: de geschiedenis van de actuele, Antropocene relatie tussen de mens en de planeet.
Te analyseren valt wat er wat dat betreft nu aan de hand is en welke trends gaande zijn in relatie met het Antropoceen. (dit ligt buiten het terugkijkende perspectief van Holslag) De interpretaties zullen vast niet eenduidig zijn vanwege de variatie aan mens- en wereldbeelden.
We kunnen, naast een perspectivistische tegenstelling tussen Laat-Holoceen en Antropoceen juist ook kijken naar onderliggende tijdperk-overstijgende wetmatigheden, patronen, structuren, processen om te komen tot een samenhang van geologische geschiedenis/natuurgeschiedenis en mensengeschiedenis/cultuurgeschiedenis, mogelijk met behulp van holistische procesfilosofie. Immers, vanuit het Antropoceenperspectief bekeken vallen geologische- en mensengeschiedenis nu in toenemende mate processueel, ruimtelijk en temporeel samen.
De Laat-Holocene politieke omwentelingen worden door Holslag realistisch beschreven; we moesten ons het Holoceen maar niet al te positief voorstellen. Maar doordat de planetaire grenzen nog niet bereikt waren was het gewoon mogelijk om voort te ploeteren van conflict naar conflict, van crisis naar crisis, van oorlog naar oorlog. Met per saldo ook in bepaalde opzichten vooruitgang voor bepaalde groepen, op bepaalde vlakken, in bepaalde regio’s. De vraag of dat nu nog duurzaam mogelijk blijft lijkt mij een retorische.
Zie
https://www.jhsg.nl/recensie-jonathan-holslag-vrede-en-oorlog/
https://www.humanistischverbond.be/kritisch-lezen/156/vrede-en-oorlog-een-wereldgeschiedenis/
https://spectator.clingendael.org/nl/publicatie/drieduizend-jaar-oorlog-en-soms-vrede
Hieruit geciteerd:
“Holslag beklemtoont herhaaldelijk het belang dat in de geschiedenis is weggelegd voor het weer, het klimaat of het milieu in algemene zin. Koude en droogte zorgen voor crises en schaarste, en waren ook het in verleden duidelijk aanleiding tot veroveringstochten. Ook de steeds groeiende wereldbevolking is een niet te verwaarlozen factor.”
“De auteur legt de nadruk op het nut van geschiedenis en stelt die tegenover ideologie.”
“In dit boek duikt steeds weer het veiligheidsdilemma tussen de volkeren op. Als één land zijn defensie versterkt, ziet de ander dat als een bedreiging. Waarop dat land zijn defensie dan verder zal versterken - met uiteindelijk een wapenwedloop tot gevolg.”
“Een ander relevant terugkerend historisch gegeven is dat economisch succes tot macht leidt. De macht van de ene staat leidt bij de andere staten tot angst. Economisch falen daarentegen leidt tot zwakte en ook dat is niet gunstig. Holslag besluit dat ware soevereiniteit is voorbehouden aan de sterke staten.”
“In 3000 jaar wereldgeschiedenis zien we een continue strijd tussen steden, staten en volken over grondgebied, handel, slaven en geloof. Periodes van oorlog komen overigens veel vaker voor dan periodes van vrede.”
“‘Vrede en oorlog’ is een eerlijk en misschien daardoor ook een pessimistisch boek. Vooruitgang volgt niet alleen een opgaande lijn, maar heeft zijn eigen prijs. Machtspolitiek heeft dankzij de huidige technologische vooruitgang nieuwe extremen bereikt. 3000 jaar geschiedenis maken duidelijk dat er geen garantie is op vooruitgang voor iedereen.”
“In een tijd waarin multipolariteit, protectionisme, nationalisme en terrorisme reële dreigingen zijn, biedt dit boek de broodnodige context voor iedereen die nadenkt over internationale betrekkingen en politiek.”
Enkele citaten uit het boek van Jonathan Holslag (hoofdstuk ‘Tot besluit’):
“Economisch succes versterkt de rivaliteit, maar dat geldt ook voor economisch falen.”
“… leidt economische zwakte tot politieke zwakte”
“… is het imperialisme kosmopolitischer van aard dan we ons vaak gerealiseerd hebben.”
“Helaas wordt de veronderstelling dat democratische besluitvorming of betrokkenheid van het volk bij de politiek remmend zou werken op imperialisme of agressie niet door de feiten geschraagd.”
“In de praktijk is er vaak maar een heel dunne lijn tussen zo veel mogelijk veiligheid en zo veel mogelijk macht, …”
“De uitgangssituatie in de wereld is versplintering. Daarnaast is welvaart altijd oneerlijk verdeeld.”
“De natuurstaat van de mens – als je zoiets al kunt afleiden uit de drieduizendjarige geschiedenis die in dit boek staat opgetekend – is niet onbeperkte vrede.
Wat onder andere op te merken valt is dat de ideologie van een andersoortige economie dan de groei-economie haaks staat op een aantal citaten. Waar zal de huidige realpolitik (min of meer gedwongen door de geopolitieke verhoudingen, en/of gedwongen door de klimaatverandering - we proeven het enorme spanningsveld) voor kiezen?
- Twee geschiedenissen
Wat is er nieuw aan het Antropoceen? De historicus Chakrabarty maakt een waardevol onderscheid tussen opvattingen over het 'globale' en het 'planetaire'. De eerste zijn menselijke processen, waaronder globalisering, kapitalisme en industrialisatie. Toch is klimaatverandering - hoe antropogeen het ook duidelijk is - niet een menselijk proces in deze zin, maar een planetair proces, omdat langetermijnprocessen in het aardsysteem coöperaties zijn."
De dubbelzinnigheid heeft betrekking op een onderscheid tussen ‘globale’ menselijke expansiekrachten aan de kant van de oorzakelijkheid en de ‘planetaire’ langetermijnkrachten in het aardsysteem aan de kant van de gevolgen. Waarbij het in zijn verstrengelde samenhang vervolgens een onontwarbare kluwen wordt van elkaar wederzijds beïnvloedende (versterkende) ‘globale’ en ‘planetaire’ oorzaak-gevolgrelaties, zodat je kan zeggen dat twee geschiedenissen, hoewel nooit gescheiden geweest, nu samenvloeien.
- Tot slot
Het Antropoceen kenmerkt zich door een toenemende verstrengeling van natuur- en cultuursferen, door hun onderlinge wisselwerking in negatieve richting. We kunnen hier op verschillende manieren naar kijken, zoals bijvoorbeeld:
- vanuit een perspectief van heil- en onheil, ofwel vanuit betekenis voor onze affectwereld.
- vanuit de geschiedenis van de God-, mens- en wereldbeelden
- langs de verschillende hiervoor genoemde geschiedkundige natuur- en cultuur-gerelateerde lijnen.
Wellicht kan dat in hun samenhang licht werpen op de betrekkelijke en nu penibele positie van de mens in de kosmische en aardhistorische domeinen. We waren de laatste eeuwen in toenemende mate gewend geraakt aan ideeën van vooruitgang, maakbaarheid, beheersbaarheid. De twee fenomenen - de natuurgerelateerde en cultuurgerelateerde verschijnselen – konden voorheen gescheiden worden gedacht en nu niet meer. Er lijkt wel wat voor te zeggen om de cultuurgerelateerde verschijnselen te zien als ‘gewoon’ een bepaald type natuur. Dat idee heeft implicaties voor het denken over de mens als oorzaak van de ecologische problemen.
Dit maakt, naast het besef dat natuur primair is aan cultuur omdat cultuur daaruit is voortgekomen, - en dat daarmee dus de uiteindelijke overmacht aan de kant van het primaire ligt -, dat we voor het denken over het Antropoceen moeten schakelen tussen verschillende tijdschalen. De tijdschalen van de menselijke historische wereldgeschiedenis en de geologische aarde geschiedenis komen nu samen. Er is echter een verschil in ‘mentale’ zin.
De geologische geschiedenis van de aarde is abstracter, verder van onze gevoelswereld af, ‘affectarmer’. De menselijke historische cultuurgerelateerde tijd is ‘affectrijker’, we kunnen ons er aan de hand van onze eigen ervaringen iets bij voorstellen, het betreft het heil en onheil van individuen en samenlevingen, ofwel van onszelf.
Zowel de geologische als de historische tijd zijn uitdrukkingsvormen van menselijke categorieën, maar ze zijn doorspekt met verschillende soorten affect. We zouden kunnen zeggen dat bij de toenemende verstrengeling van de geologische en de mensengeschiedenis ze nu beide in hun samenvallen van existentiële betekenis zijn.
Ze versterken elkaar in onheilzame richting en de mens staat in zijn unieke dubbelstructuur, dat wel zeggen in het besef ervan, op het spel van twee samenvallende geschiedenissen.
Oktober 2025
Maak jouw eigen website met JouwWeb