De aanvang van de moderne filosofie is gerelateerd aan het Verlichtingsdenken en wordt vanwege een aantal redenen bij René Descartes (1596-1650) geplaatst. Eén van die redenen is dat we bij hem een wending naar het subject zien. Dit wil zeggen dat het kennende subject centraal wordt gesteld en dat de kennis dus niet langer gebaseerd wordt op een gezaghebbende bron, zoals in de Middeleeuwen op bijvoorbeeld Aristoteles of de Heilige Schrift. Een andere reden is dat vanaf Descartes de moderne wetenschap zijn intrede heeft gedaan in de filosofie. Dit wil zeggen dat vanaf Descartes veel filosofie methodegeleid is. Filosofie moet volgens Descartes namelijk worden voorafgegaan door een (wetenschappelijke) methode en daar vervolgens door worden geleid. Dit wil zeggen dat een te kennen object moet voldoen aan de eis van proefondervindelijkheid. De kennis van een object moet dan ook getoetst kunnen worden aan objectieve maatstaven. Er wordt aldus gezocht naar een rationeel verzekerde toegang tot het object. Om deze te verkrijgen abstraheert Descartes van de informatie die de zintuigen ons verschaffen.
We kunnen wel aanvoelen dat dit nu problematisch is in het licht van Antropocene ontwikkelingen. Want die ontwikkelingen hebben juist alle betrekking op de zintuiglijkheid, op de affecten, op heil dan wel onheil, op betekenis. De rationaliteit van de Verlichting is misschien toereikend en zinvol ofwel functioneel voor de per definitie abstraherende wetenschappen, maar de ondermijning van de leefbare omstandigheden hebben echter betrekking op veel meer dan dat.
Maak jouw eigen website met JouwWeb