Misschien valt er van de tijd vóór de Verlichting wel wat te leren. De verwetenschappelijking is in de laatste eeuwen in de westerse wereld voorop komen staan, en dat ging gepaard met specialisatie, reductionisme en rationalisme. Vóór de tijd van de Verlichting zou er wellicht meer integratie zijn geweest van filosofie/metafysica (hoewel veelal dualistisch), theologie en wetenschappen. Wellicht valt er wat van die tijd te herontdekken als we theologie vervangen door teleologie (natuurlijk streven) en als we dualistische metafysica vervangen door procesfilosofische metafysica.

Whitehead wijst op het streven naar harmonie en orde in de natuurlijke zelforganisatie als primordiaal. Overgankelijkheid en verandering verloopt niet-willekeurig en niet-onverschillig. Dit streven blijft een streven omdat de evenwichtssituatie of niet of slechts tijdelijk bereikt wordt. Dit kan voor de subjecten chaotisch en onzalig verlopen. Het Antropoceen zou op die manier, naast de (fysisch-)wetenschappelijke manier, ook metafysisch-metaforisch naar zijn relevantie kunnen worden beschrijven.

De groepering in het paper van wetenschappen rond drie domeinen correspondeert met de aspectenleer van Dooyeweerd. D kwam tot 15 modale aspecten van het zijn, en deze 15 worden weerspiegeld door de wetenschappen, omdat ze te bestuderen zijn met hun eigen niet verder te reduceren wetmatigheden.

Het AI-overzicht bij google vermeld: “De modale aspecten van Dooyeweerd, ook wel wetskringen genoemd, zijn de verschillende wijzen waarop de werkelijkheid zich manifesteert en door ons wordt ervaren. (= 2 kanten van dezelfde medaille: object-subject – JL; de werkelijkheid is de manifestatie van de werkelijkheid en die is nooit zonder ons ervaren; D heeft dan ook kritiek op de Kantiaanse suggestie van een ‘werkelijkheid an-sich’; Deze kritiek kan doorgetrokken worden naar wetenschappers die er vanuit gaan dat de werkelijkheid objectief bestudeerd kan worden: wie verricht dan die studie? D noemt de Kantiaanse suggestie een bifurcatie, een vorm van dualisme.)

Dooyeweerd onderscheidde 15 modale aspecten die elk een eigen manier van zijn of functioneren vertegenwoordigen. De 15 modale aspecten van Dooyeweerd zijn:

  1. Getalsmatig: Het aspect van hoeveelheid, discrete getallen en telling.
  2. Ruimtelijk: Het aspect van continue ruimte en uitgestrektheid.
  3. Kinetisch: Het aspect van beweging en verandering in de tijd.
  4. Fysisch: Het aspect van natuurkundige fenomenen, zoals energie, massa en krachten.
  5. Biologisch: Het aspect van leven, groei en organisme.
  6. Psychisch: Het aspect van zintuiglijke waarneming, gevoel en emotie.
  7. Analytisch: Het aspect van onderscheid, conceptualisering en redeneren.
  8. Historisch: Het aspect van vormgeving, cultuur, technologie en doelgerichtheid.
  9. Linguaal: Het aspect van taal, betekenis en communicatie.
  10. Sociaal: Het aspect van relaties, sociale interactie en rollen.
  11. Economisch: Het aspect van beheer van middelen en schaarste.
  12. Esthetisch: Het aspect van schoonheid, harmonie en plezier.
  13. Juridisch: Het aspect van recht, plicht en verantwoordelijkheid.
  14. Ethisch: Het aspect van liefde, naastenliefde en moraliteit.
  15. Pistisch: Het aspect van geloof, overtuiging en zingeving. 

D benadrukte dat deze aspecten niet los van elkaar staan, maar elkaar onderling beïnvloeden en samen de veelzijdige werkelijkheid vormen. Elk aspect heeft zijn eigen wetmatigheden (wetskringen) en kan niet op de principes van een ander aspect worden teruggevoerd.”

 In die modale aspecten zit een rangorde waarin achtereenvolgens de natuurwetenschappen, de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen te herkennen zijn.

Dat de zijns-aspecten en daarmee de wetenschappen zowel niet los staan van de subject-objectrelatie als niet los van elkaar, correspondeert met de herontdekking van de relevantie van de natuur-cultuurverstrengeling.

Maak jouw eigen website met JouwWeb