Ethisch gedachtengoed

Gepubliceerd op 2 november 2025 om 09:33

Planetaire overshoot is bereikt en is tot nu alleen maar toegenomen en zal ook de komende jaren toenemen. Dit laatste omdat dat al voor een groot deel in de huidige constellatie (de ‘bedding’) is vastgelegd. De natuur-cultuurverstrengeling neemt toe, met verschuivende kracht in de richting van de natuursferen ten koste van het oplossend vermogen in de cultuursferen. Er zijn al kantelpunten in de natuursferen bereikt en de vraag is niet meer of, maar wanneer een aantal andere kantelpunten bereikt gaan worden.

Ethisch moreel gedachtengoed kan in dit veranderende licht van de structureel overschreden planetaire overshoot en de toenemende geofysische krachten worden gezien. De nieuwigheid van die planetaire overshoot maakt dat dat gedachtengoed niet geïdealiseerd, maar vooral bevraagd moet worden: kan dit ethisch-moreel gedachtengoed (het ‘OUGHT’ bij David Hume) onder Antropocene omstandigheden nog wel werken?

De dialogische-relatie-ethiek van Martin Buber, de ander/Ander-ethiek van Levinas, de Ubuntu-gedachte ‘ik-ben-omdat-wij-zijn’, het convivialisme, de commons-ideëen, idealistische ideeën rondom taoïstisch gedachtengoed, Dooyeweerds Zondeval-Genade-grondmotief, het idee van de bedding als Gods hand waar we niet uit kunnen vallen op basis van christelijk gedachtengoed en Whitehead – het valt allemaal te bevragen.

Om bij de laatste (Whitehead en christelijk denken) te beginnen: God (of de goddelijke functie van Zelforganisatie) is twee naturen inéén. God heeft twee natuurlijke ongescheiden aspecten: de primordiale natuur en de consequente natuur. De primordiale natuur van God is de 'permanente' wereld van mogelijkheden die de basis vormt voor actuele schepping conti-nu, terwijl de consequente natuur de primordiale natuur verbindt met de wereld en de gebeurtenissen ervan. Ofwel: realisatie, actualisatie, manifestatie vindt plaats vanuit het ‘rijk der mogelijkheden’. Dit is ook overeenkomstig taoïstisch gedachtengoed. De consequente natuur van God is veranderlijk, het is de beddingsfunctie van de rivier die de stroom mogelijk maakt, en door het stromen kan worden veranderd. God is niet een aparte entiteit van de wereld, maar een integrale meta-fysische Zelforganiserende functie.

Beide naturen zijn nodig om de wereld te kunnen begrijpen: de primordiale natuur zorgt voor het streven naar orde en harmonie, terwijl de consequente natuur zorgt voor het proces van actuele schepping en vernieuwing. Hoe verhoudt zich dit ‘zorgen voor’, ofwel het idee dat we niet uit Gods hand kunnen vallen, tot de realiteit dat wij (ofwel de stroom) de levensondersteunende beddingsfunctie van God nu aantasten?

Dooyeweerd’s Zondeval-Genade-grondmotief kan volgens dezelfde lijn bevraagd worden. De mens (Adam) valt uit het paradijs, ofwel vanuit de naïeve onschuldige baarmoederfase, in de zonde (verg. ook Plessner: de excentrische bewustzijnspositie van de mens, het geweten) en wordt door de continu (her)scheppende vernieuwing verlost als hij daar voor openstaat. De conti-nu herscheppende vernieuwing werkt echter onder het gesternte van toenemende planetaire overshoot in zekere zin niet meer als verlossend.

Bij Levinas en Martin Buber ligt het accent op het ethisch-morele appel als zijnde onze dialogische (ver)antwoordelijkheid. Maar bij beide heeft dit betrekking op het socio-cultuurlijke aspect (dat in pré-antropocene tijden nog los van de natuuraspecten kon worden gedacht) en waarvan we ons kunnen afvragen wat dit appel vermag in tijden van structurele planetaire overshoot. Idem Ubuntu. Idem taoïstisch gedachtengoed wanneer abusievelijk de cultuuraspecten los worden gedacht van de natuuraspecten, hetgeen nogal eens plaatsvindt voornamelijk op basis van het moralistisch taoïsme van Confusius.

Ook zien we in de politieke praktijk in relatie met klimaatverandering dat ‘links-moralisme’ niet werkt.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb